„was“: mannelijk | onzijdig was [vɑs]mannelijk | Maskulinum, männlich mof | oder odonzijdig | Neutrum, sächlich n Overview of all translations (For more details, click/tap on the translation) Wachs Wachsonzijdig | Neutrum, sächlich n was was examples in de was zetten wachsen in de was zetten goed in de slappe was zitten omgangstaal | umgangssprachlichumg gut betucht sein omgangstaal | umgangssprachlichumg goed in de slappe was zitten omgangstaal | umgangssprachlichumg
„was“: zelfstandig naamwoord waszelfstandig naamwoord | Substantiv subst Overview of all translations (For more details, click/tap on the translation) Wäsche Wäschevrouwelijk | Femininum, weiblich f was was examples de vuile was doen ook | aucha. figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig schmutzige Wäsche waschenook | auch a. figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig de vuile was doen ook | aucha. figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig in de was doen in die Wäsche geben in de was doen de vuile was buitenhangen figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig öffentlich schmutzige Wäsche waschen de vuile was buitenhangen figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig
„was“: onvoltooid verleden tijd wasonvoltooid verleden tijd | Imperfekt impf Overview of all translations (For more details, click/tap on the translation) was → see „zijn“ was → see „zijn“