„goed“: bijvoeglijk naamwoord goed [ɣ̊uˑt]bijvoeglijk naamwoord | Adjektiv adj Overview of all translations (For more details, click/tap on the translation) gut, richtig, wohl gut goed goed richtig goed goed wohl goed goed examples heel goed sehr (of | oderod ganz) gut, bestens heel goed op een goeie dag eines schönen Tages op een goeie dag te goed zu gut te goed zich te goed doen aan sich gütlich tun an (datief, 3e naamval | Dativdat) zich te goed doen aan (geld) te goed hebben (Geld) guthaben (geld) te goed hebben ten goede zugute ten goede ten goede komen (aan) ook | aucha. zufließen (datief, 3e naamval | Dativdat) ten goede komen (aan) zo goed mogelijk so gut wie möglich, möglichst gut, bestmöglich zo goed mogelijk zo goed en zo kwaad als het gaat so gut es geht zo goed en zo kwaad als het gaat hij was (nog maar) goed en wel binnen toen … kaum war er drinnen, da … hij was (nog maar) goed en wel binnen toen … alles goed en wel alles schön und gut alles goed en wel ’t is al goed! schon gut! ’t is al goed! maar goed ook! nur gut so! zum Glück! maar goed ook! mij goed! mir ist es recht! mij goed! goed blijven sich halten, haltbar sein goed blijven het goed maken wohlauf sein het goed maken ik voel me niet goed ich fühle mich nicht wohl ik voel me niet goed goed voor een fles Gutscheinmannelijk | Maskulinum, männlich m für eine Flasche goed voor een fles waar is dat goed voor? wozu soll das gut sein? waar is dat goed voor? hide examplesshow examples
„goed“: onzijdig goedonzijdig | Neutrum, sächlich n <-eren> Overview of all translations (For more details, click/tap on the translation) Gut, Landgut, Zeug, Stoff, Habe Gutonzijdig | Neutrum, sächlich n goed Habevrouwelijk | Femininum, weiblich f goed goed Landgutonzijdig | Neutrum, sächlich n goed goed Zeugonzijdig | Neutrum, sächlich n goed goed Stoffmannelijk | Maskulinum, männlich m goed goed examples mijn goeie goed meine guten Sachenvrouwelijk meervoud | Femininum Plural fpl mijn goeie goed schoon goed saubere Wäschevrouwelijk | Femininum, weiblich f frische Sachenvrouwelijk meervoud | Femininum Plural fpl schoon goed goed en kwaad Gut und Böse goed en kwaad dat heeft hem geen goed gedaan das ist ihm nicht bekommen dat heeft hem geen goed gedaan hide examplesshow examples