„krijgen“: werkwoord krijgen [ˈkrɛĭɣ̊-]werkwoord | Verb v Overview of all translations (For more details, click/tap on the translation) bekommen, erhalten, kriegen, schöpfen, bekommen, treiben bekommen, erhalten krijgen krijgen kriegen krijgen omgangstaal | umgangssprachlichumg krijgen omgangstaal | umgangssprachlichumg schöpfen Argwohn, Hoffnung krijgen krijgen bekommen, treiben Knospen, Blätter krijgen krijgen examples bij elkaar krijgen zusammenbekommen bij elkaar krijgen erdoor krijgen durchsetzen, durchbringen erdoor krijgen eruit krijgen herausbekommen eruit krijgen gedaan krijgen erreichen gedaan krijgen te eten/horen krijgen zu essen/hören bekommen te eten/horen krijgen voor elkaar krijgen omgangstaal | umgangssprachlichumg deichseln, hinkriegen omgangstaal | umgangssprachlichumg voor elkaar krijgen omgangstaal | umgangssprachlichumg het is niet te krijgen es ist nicht zu bekommen (of | oderod haben), es ist nicht erhältlich het is niet te krijgen om iets van te krijgen! omgangstaal | umgangssprachlichumg zum Verrücktwerden! omgangstaal | umgangssprachlichumg om iets van te krijgen! omgangstaal | umgangssprachlichumg hide examplesshow examples