„kant“: zelfstandig naamwoord kantzelfstandig naamwoord | Substantiv subst Overview of all translations (For more details, click/tap on the translation) Seite, Kante, Rand, Ufer Seitevrouwelijk | Femininum, weiblich f kant kant Kantevrouwelijk | Femininum, weiblich f kant kant Randmannelijk | Maskulinum, männlich m kant kant Uferonzijdig | Neutrum, sächlich n kant kant examples dat raakt kant noch wal das stimmt hinten und vorn nicht dat raakt kant noch wal het gaat de goede kant op met es geht aufwärts mit (datief, 3e naamval | Dativdat) het gaat de goede kant op met de verkeerde kant oprijden in die falsche Richtung fahren de verkeerde kant oprijden het gaat de verkeerde kant op met iets iets | etwasetwas entwickelt sich in die falsche Richtung es geht abwärts mit einer Sache het gaat de verkeerde kant op met iets aan de ene/andere kant auf der einen/anderen Seite aan de ene/andere kant aan de ene/andere kant figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig ook | aucha. einerseits (andererseits) figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig aan de ene/andere kant figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig aan deze kant van diesseits (genitief, 2e naamval | Genitivgen) aan deze kant van aan de andere kant van jenseits (genitief, 2e naamval | Genitivgen) aan de andere kant van aan beide kanten auf beiden Seiten hüben und drüben aan beide kanten aan de dure/zoute/… kant zijn ziemlich (of | oderod eher) teuer/salzig/… sein aan de dure/zoute/… kant zijn aan (de) kant doen figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig aufgeben figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig aan (de) kant doen figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig aan de kant gaan zur Seite treten zur Seite gerückt werden aan de kant gaan aan iemands kant staan auf jemandes Seite stehen aan iemands kant staan op zijn kant zetten auf die Seite stellen, kanten op zijn kant zetten iets over zijn kant laten gaan iets | etwasetwas hinnehmen, sichiets | etwas etwas bieten lassen iets over zijn kant laten gaan van de kant van seitens (genitief, 2e naamval | Genitivgen) vonseiten (genitief, 2e naamval | Genitivgen) van de kant van van mijn/zijn kant meinerseits/seinerseits van mijn/zijn kant van vaders (moeders) kant väterlicherseits (mütterlicherseits) van vaders (moeders) kant van kant maken umbringen van kant maken van zijn scherpe kanten ontdoen entschärfen van zijn scherpe kanten ontdoen van zijn scherpe kanten ontdoen figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig ook | aucha. die Spitze nehmen (datief, 3e naamval | Dativdat) figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig van zijn scherpe kanten ontdoen figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig hide examplesshow examples
„kant“: zelfstandig naamwoord kantzelfstandig naamwoord | Substantiv subst Overview of all translations (For more details, click/tap on the translation) Spitzen Spitzenvrouwelijk meervoud | Femininum Plural fpl kant kant