wal

„wal“: zelfstandig naamwoord

[vɑl]zelfstandig naamwoord | Substantiv subst <-len>

(For more details, click/tap on the translation)

examples

wallenmeervoud | Plural pl

ook | aucha. Ring(straßevrouwelijk | Femininum, weiblich f)mannelijk | Maskulinum, männlich m

wallenmeervoud | Plural pl
wallenmeervoud | Plural pl onder de ogen

Ringemannelijk meervoud | Maskulinum Plural mpl unter den Augen

wallenmeervoud | Plural pl onder de ogen
aan wal gaan

an Land gehen

aan wal gaan
tussen wal en schip vallen figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig

sich zwischen zwei Stühle setzen figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig

tussen wal en schip vallen figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig
van wal steken

ablegen, in See stechen

van wal steken
van wal steken figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig

loslegen figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig

van wal steken figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig
van de wal in de sloot raken figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig

vom Regen in die Traufe kommen figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig

van de wal in de sloot raken figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig

hide examplesshow examples