„zeker“: bijvoeglijk naamwoord zeker [ˈzeːkər]bijvoeglijk naamwoord | Adjektiv adj Overview of all translations (For more details, click/tap on the translation) gewiss, sicher, bestimmt gewiss, sicher, bestimmt zeker zeker examples wel (of | oderod maar) zeker! (aber) sicher!, freilich! wel (of | oderod maar) zeker! (ja) zeker! ook | aucha. gewiss! (ja) zeker! zeker wel bestimmt zeker wel heel zeker ganz sicher (of | oderod gewiss), todsicher heel zeker een zekere… ein gewisser … een zekere… op zekere dag eines Tages op zekere dag hij is het zeker vergeten? er hat es wohl vergessen? hij is het zeker vergeten? ik ben er (niet) helemaal zeker van ich bin mir (nicht) ganz sicher ik ben er (niet) helemaal zeker van zeker zijn van zijn zaak sich seiner Sache sicher sein zeker zijn van zijn zaak het zekere voor het onzekere nemen auf Nummer sicher gehen het zekere voor het onzekere nemen hide examplesshow examples