„nutzen“ nutzen, nützentransitives Verb v/t <-t> Overview of all translations (For more details, click/tap on the translation) gebruik maken van, gebruiken, baten, van nut zijn, helpen gebruik maken van, gebruiken nutzen nutzen baten, van nut zijn, helpen nutzen dat nutzen dat examples es nützt nichts het dient tot niets, het baat niet es nützt nichts es nützt gar nichts het heeft geen enkel nut es nützt gar nichts
„Nutzen“: Maskulinum, männlich NutzenMaskulinum, männlich | mannelijk m Overview of all translations (For more details, click/tap on the translation) het profijt, nut, voordeel (het) nut, (het) voordeel Nutzen Nutzen (het) profijt Nutzen Gewinn Nutzen Gewinn examples seinen Nutzen ziehen aus (Dativ | datief, 3e naamvaldat) zijn voordeel doen met seinen Nutzen ziehen aus (Dativ | datief, 3e naamvaldat)