German-Dutch translation for "in"
"in" Dutch translation
in (Akkusativ | accusatief, 4e naamvalakk)
betrekken in ( bij)
in (Akkusativ | accusatief, 4e naamvalakk)
in Sachen (Genitiv | genitief, 2e naamvalgen)
op het stuk van
in Sachen (Genitiv | genitief, 2e naamvalgen)
in Erwartung (Genitiv | genitief, 2e naamvalgen)
in afwachting van
in Erwartung (Genitiv | genitief, 2e naamvalgen)
in Schüben
in groepen
in Schüben
in Klammern
tussen haakjes
in Klammern
hineinpassen in (Akkusativ | accusatief, 4e naamvalakk)
passen in
hineinpassen in (Akkusativ | accusatief, 4e naamvalakk)
in Worten
in letters, voluit
in Worten
in mensengedaante
in Brusthöhe
op borsthoogte
in Brusthöhe
in Parenthese
tussen haakjes
in Parenthese
in Vertretung
namens, voor
in Vertretung
in (Dativ | datief, 3e naamvaldat)
volharden in
in (Dativ | datief, 3e naamvaldat)