eer

"eer" German translation

„eer“: voegwoord

voegwoord | Konjunktion, Bindewort konj

(For more details, click/tap on the translation)

bijwoord | Adverb adv

(For more details, click/tap on the translation)

zelfstandig naamwoord | Substantiv subst

(For more details, click/tap on the translation)

examples

dat doet u eer aan

das macht Ihnen Ehre

dat doet u eer aan
eer bewijzen

Ehre erweisen

eer bewijzen
we hebben de eer u te melden

ook | aucha. wir beehren uns, Ihnen mitzuteilen

we hebben de eer u te melden
in alle eer en deugd

in allen Ehren

in alle eer en deugd
op mijn woord van eer!

(mein) Ehrenwort!, Ehrensache!

op mijn woord van eer!
manmannelijk | Maskulinum, männlich m van eer

Ehrenmannmannelijk | Maskulinum, männlich m

manmannelijk | Maskulinum, männlich m van eer
puntonzijdig | Neutrum, sächlich n (of | oderod zaak) van eer

Ehrensachevrouwelijk | Femininum, weiblich f

puntonzijdig | Neutrum, sächlich n (of | oderod zaak) van eer
in ere herstellen

wieder zu Ehren bringen, rehabilitieren

in ere herstellen
in ere houden

in Ehren halten, hochhalten

in ere houden
ter ere van

zu Ehren (genitief, 2e naamval | Genitivgen)

ter ere van
hide examplesshow examples

bezint eer ge begint!

bezint eer ge begint!

’s lands eer

ländlich-sittlich

andere Länder, andere Sitten

’s lands eer

zur Ehre gereichen

tot eer strekken