punt

"punt" German translation

„punt“: zelfstandig naamwoord

[pɵnt]zelfstandig naamwoord | Substantiv subst

(For more details, click/tap on the translation)

examples

punt van de tong

Zungenspitzevrouwelijk | Femininum, weiblich f

punt van de tong

[pɵnt]onzijdig | Neutrum, sächlich nof | oder odmannelijk | Maskulinum, männlich m

(For more details, click/tap on the translation)

examples

een punt zetten achter figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig

einen Schlussstrich ziehen unter (accusatief, 4e naamval | Akkusativakk) figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig

een punt zetten achter figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig
op het punt staan

im Begriff sein, dabei sein

op het punt staan
op punten sport | SportSPORT

nach Punkten

op punten sport | SportSPORT

het kardinale punt

ook | aucha. der springende Punkt

het kardinale punt

het dode punt

der tote Punkt

het dode punt

puntonzijdig | Neutrum, sächlich n (of | oderod zaak) van eer

Ehrensachevrouwelijk | Femininum, weiblich f

puntonzijdig | Neutrum, sächlich n (of | oderod zaak) van eer

het dode punt

ook | aucha. der Totpunkt

het dode punt

een punt slijpen aan

een punt slijpen aan

puntonzijdig | Neutrum, sächlich n van discussie

Diskussionsthemaonzijdig | Neutrum, sächlich n

puntonzijdig | Neutrum, sächlich n van discussie