knoop

„knoop“: zelfstandig naamwoord

zelfstandig naamwoord | Substantiv subst <knopen>

(For more details, click/tap on the translation)

Knotenmannelijk | Maskulinum, männlich m
knoop ook | aucha. zee- en scheepvaart | Nautik/SchifffahrtSCHIFF

knoop ook | aucha. zee- en scheepvaart | Nautik/SchifffahrtSCHIFF
Knopfmannelijk | Maskulinum, männlich m Kleidung
knoop

knoop

examples

met één rij (twee rijen) knopen

einreihig (zweireihig) Anzug

met één rij (twee rijen) knopen
een knoop leggen in

einen Knoten machen in (accusatief, 4e naamval | Akkusativakk)

knoten

een knoop leggen in
de knoop doorhakken figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig

den Knoten durchhauen figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig

de knoop doorhakken figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig
in de knoop zitten figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig

in der Patsche (of | oderod Tinte) sitzen figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig

in de knoop zitten figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig
in de knoop zitten

nicht klarkommen

in de knoop zitten
in de knoop zitten

sich festgefahren haben

in de knoop zitten
daar zit ’m de knoop figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig

da liegt der Hund begraben figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig

daar zit ’m de knoop figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig

hide examplesshow examples