„spazieren“ spazieren <spazieren; Hilfsverb sein | hulpwerkwoord seins.> Overview of all translations (For more details, click/tap on the translation) wandelen, kuieren wandelen, kuieren spazieren spazieren examples spazieren fahren toeren, uit rijden gaan spazieren fahren spazieren führen gaan wandelen met spazieren führen spazieren gehen gaan wandelen spazieren gehen