„vakantie“: zelfstandig naamwoord vakantie [-ˈkɑnsiˑ]zelfstandig naamwoord | Substantiv subst <-s> Overview of all translations (For more details, click/tap on the translation) Ferien, Urlaub Ferienmeervoud | Plural pl vakantie Urlaubmannelijk | Maskulinum, männlich m vakantie vakantie examples prettige vakantie! schöne Ferien! prettige vakantie! vakantie houden (of | oderod nemen/vieren) Urlaub machen vakantie houden (of | oderod nemen/vieren) vakantie opnemen (sich) Urlaub nehmen vakantie opnemen met (of | oderod op) vakantie gaan in die Ferien (of | oderod in Urlaub) fahren met (of | oderod op) vakantie gaan hide examplesshow examples