„hoog“: bijvoeglijk naamwoord hoog [hoːx]bijvoeglijk naamwoord | Adjektiv adj Overview of all translations (For more details, click/tap on the translation) hoch, erhaben, hehr hoch hoog hoog ook | aucha. erhaben, hehr hoog figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig hoog figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig examples ik woon drie hoog omgangstaal | umgangssprachlichumg ich wohne im 3. Stock omgangstaal | umgangssprachlichumg ik woon drie hoog omgangstaal | umgangssprachlichumg het is hoog tijd es ist höchste Zeit het is hoog tijd hoog en droog im (of | oderod auf dem) Trockenen hoog en droog hoog en droog figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig sicher figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig hoog en droog figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig bij hoog en (bij) laag steif und fest, hoch und heilig bij hoog en (bij) laag hide examplesshow examples