deur

"deur" German translation

„deur“: zelfstandig naamwoord

[døːr]zelfstandig naamwoord | Substantiv subst

(For more details, click/tap on the translation)

examples

deur dicht!

Tür zu!

deur dicht!
dat doet de deur dicht!

damit ist das Maß voll!

das ist doch wohl der Gipfel!

dat doet de deur dicht!
de deur voor iets (wijd) openzetten figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig

einer Sache Tür und Tor öffnen figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig

de deur voor iets (wijd) openzetten figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig
bij iemand de deur platlopen

jemandem die Tür einrennen

bij iemand de deur platlopen
de deur uit

zur Tür hinaus

de deur uit
de deur uitvliegen

weggehen wie warme Semmelnvrouwelijk meervoud | Femininum Plural fpl Waren

de deur uitvliegen
met (of | oderod achter) gesloten deuren

hinter verschlossenen Türen

met (of | oderod achter) gesloten deuren

hide examplesshow examples

de deur staat op een kier

die Tür ist angelehnt

de deur staat op een kier

Glastürvrouwelijk | Femininum, weiblich f

glazen deur

vor die Tür setzen

de deur uitzetten

Druckmittelonzijdig | Neutrum, sächlich n figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig

stok achter de deur

bij iemand de deur platlopen

jemandem die Tür einrennen

bij iemand de deur platlopen

de knip op de deur doen

de knip op de deur doen

als warme broodjesmeervoud | Plural pl de deur uitvliegen

weggehen wie warme Semmelnmeervoud | Plural pl figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig

als warme broodjesmeervoud | Plural pl de deur uitvliegen