„vol“: bijvoeglijk naamwoord vol [v̊ɔl]bijvoeglijk naamwoord | Adjektiv adj Overview of all translations (For more details, click/tap on the translation) voll, prall, satt voll vol vol prall vol vol satt Farbe vol vol examples vol zorgenmeervoud | Plural pl voller Sorgenvrouwelijk meervoud | Femininum Plural fpl vol zorgenmeervoud | Plural pl volle broermannelijk | Maskulinum, männlich m leiblicher Brudermannelijk | Maskulinum, männlich m volle broermannelijk | Maskulinum, männlich m volle melk Vollmilchvrouwelijk | Femininum, weiblich f volle melk een volle week eine ganze Woche een volle week vol doen (of | oderod maken) vollmachen vol doen (of | oderod maken) vol zijn van figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig ganz erfüllt (of | oderod hingerissen) sein von (datief, 3e naamval | Dativdat) figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig vol zijn van figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig niet voor vol aanzien figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig nicht für voll nehmen figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig niet voor vol aanzien figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig hide examplesshow examples