„pijp“: zelfstandig naamwoord pijp [pɛĭp]zelfstandig naamwoord | Substantiv subst Overview of all translations (For more details, click/tap on the translation) Pfeife, Röhre, Regen-Rinne, Hosen-Bein, Stange, Rohr Pfeifevrouwelijk | Femininum, weiblich f pijp pijp Röhrevrouwelijk | Femininum, weiblich f pijp Rohronzijdig | Neutrum, sächlich n pijp pijp (Regen-)Rinnevrouwelijk | Femininum, weiblich f pijp pijp (Hosen-)Beinonzijdig | Neutrum, sächlich n pijp pijp Stangevrouwelijk | Femininum, weiblich f Lakritze pijp pijp examples stenen pijp Tonpfeifevrouwelijk | Femininum, weiblich f stenen pijp de pijp aan Maarten geven die Flinte ins Korn werfen den Löffel abgeben, ins Gras beißen de pijp aan Maarten geven de pijp uitgaan omgangstaal | umgangssprachlichumg sterben omgangstaal | umgangssprachlichumg de pijp uitgaan omgangstaal | umgangssprachlichumg naar iemands pijpen dansen nach jemands Pfeife tanzen naar iemands pijpen dansen hide examplesshow examples