„jacht“: zelfstandig naamwoord jachtzelfstandig naamwoord | Substantiv subst Overview of all translations (For more details, click/tap on the translation) Jagd, Hetze Jagdvrouwelijk | Femininum, weiblich f jacht jacht Hetzevrouwelijk | Femininum, weiblich f jacht jacht examples gesloten jacht Schonzeitvrouwelijk | Femininum, weiblich f gesloten jacht op jacht gaan auf die Jagd gehen op jacht gaan jacht maken op jagen auf (accusatief, 4e naamval | Akkusativakk) jacht maken op jacht maken op figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig her sein hinter (datief, 3e naamval | Dativdat) figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig jacht maken op figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig hide examplesshow examples
„jacht“: onzijdig jachtonzijdig | Neutrum, sächlich n Overview of all translations (For more details, click/tap on the translation) Jacht Jachtvrouwelijk | Femininum, weiblich f jacht zee- en scheepvaart | Nautik/SchifffahrtSCHIFF jacht zee- en scheepvaart | Nautik/SchifffahrtSCHIFF