„thuishouden“: werkwoord thuishouden [ˈ-hɑŭə(n), ˈ-hɑud-]werkwoord | Verb v Overview of all translations (For more details, click/tap on the translation) zu Hause behalten zu Hause (be)halten thuishouden thuishouden examples zijn handenmeervoud | Plural pl niet kunnen thuishouden eine lockere Hand haben immer wieder handgreiflich werden lange Fingermannelijk meervoud | Maskulinum Plural mpl haben zijn handenmeervoud | Plural pl niet kunnen thuishouden hou je handenmeervoud | Plural pl thuis! Hände weg! hou je handenmeervoud | Plural pl thuis!