„zittern“ zittern Overview of all translations (For more details, click/tap on the translation) sidderen, beven, trillen, bibberen sidderen (van), beven (van), trillen (van), bibberen (van) (vorDativ | datief, 3e naamval dat) zittern zittern examples zittern um (Akkusativ | accusatief, 4e naamvalakk) vrezen voor zittern um (Akkusativ | accusatief, 4e naamvalakk) ihm zittern die KnieNeutrum Plural | onzijdig meervoud npl hij staat te trillen op zijn benen ihm zittern die KnieNeutrum Plural | onzijdig meervoud npl
„Zittern“: Neutrum, sächlich ZitternNeutrum, sächlich | onzijdig n Overview of all translations (For more details, click/tap on the translation) siddering, rilling, beven siddering, rilling, (het) beven Zittern Zittern examples mit Zittern und Zagen met angst en beven mit Zittern und Zagen