wraak
[v̊raːk]zelfstandig naamwoord | Substantiv substOverview of all translations
(For more details, click/tap on the translation)
- Rachevrouwelijk | Femininum, weiblich fwraakwraak
- Revanchevrouwelijk | Femininum, weiblich fwraak sport | SportSPORTwraak sport | SportSPORT
examples
- wraak nemen opRache nehmen an (datief, 3e naamval | Dativdat)sich rächen an (datief, 3e naamval | Dativdat)
- om wraak schreeuwen ( roepen)nach Rache schreien