„stom“: bijvoeglijk naamwoord stombijvoeglijk naamwoord | Adjektiv adj Overview of all translations (For more details, click/tap on the translation) stumm, dumm, blind, doof, blöd stumm stom stom dumm stom stom doof, blöd(e) stom omgangstaal | umgangssprachlichumg stom omgangstaal | umgangssprachlichumg blind Glück, Zufall stom stom examples geen stom woordonzijdig | Neutrum, sächlich n kein Sterbenswörtchenonzijdig | Neutrum, sächlich n geen stom woordonzijdig | Neutrum, sächlich n wat stom! omgangstaal | umgangssprachlichumg wie dumm (of | oderod blöd)! omgangstaal | umgangssprachlichumg wat stom! omgangstaal | umgangssprachlichumg