„duit“: zelfstandig naamwoord duit [dœyt]zelfstandig naamwoord | Substantiv subst Overview of all translations (For more details, click/tap on the translation) Deut, Heller Deutmannelijk | Maskulinum, männlich m duit Hellermannelijk | Maskulinum, männlich m duit duit examples duitenmeervoud | Plural pl omgangstaal | umgangssprachlichumg Kiesmannelijk | Maskulinum, männlich m Piepenmeervoud | Plural pl omgangstaal | umgangssprachlichumg duitenmeervoud | Plural pl omgangstaal | umgangssprachlichumg geen rooie duit hebben keinen roten Heller haben geen rooie duit hebben zijn duit in het zakje doen figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig seinen Senf dazugeben, sein Scherflein (dazu) beitragen figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig zijn duit in het zakje doen figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig