„boog“: zelfstandig naamwoord boog [boːx]zelfstandig naamwoord | Substantiv subst <bogen> Overview of all translations (For more details, click/tap on the translation) Bogen Bogenmannelijk | Maskulinum, männlich m boog boog examples de boog kan niet altijd gespannen zijn man soll den Bogen nicht überspannen de boog kan niet altijd gespannen zijn
„boog“: onvoltooid verleden tijd boogonvoltooid verleden tijd | Imperfekt impf Overview of all translations (For more details, click/tap on the translation) boog → see „buigen“ boog → see „buigen“