„uitbreken“: intransitief/onovergankelijk werkwoord uitbreken [ˈ-breːk-]intransitief/onovergankelijk werkwoord | intransitives Verb v/i Overview of all translations (For more details, click/tap on the translation) ausbrechen ausbrechen uitbreken uitbreken „uitbreken“: onzijdig uitbreken [ˈ-breːk-]onzijdig | Neutrum, sächlich n Overview of all translations (For more details, click/tap on the translation) Ausbruch Ausbruchmannelijk | Maskulinum, männlich m uitbreken uitbreken