„schim“: zelfstandig naamwoord schim [sxɪm]zelfstandig naamwoord | Substantiv subst <-men> Overview of all translations (For more details, click/tap on the translation) Schatten, Schemen, Schimmer Schattenmannelijk | Maskulinum, männlich m schim schim Schemenmannelijk | Maskulinum, männlich mof | oder odonzijdig | Neutrum, sächlich n schim schim Schimmermannelijk | Maskulinum, männlich m schim schim