„rommelen“: werkwoord rommelenwerkwoord | Verb v Overview of all translations (For more details, click/tap on the translation) pfuschen, rumoren, Ärger geben, knurren, rollen, kramen stöbern (herum)kramen, (herum)stöbern rommelen rommelen pfuschen rommelen rommelen rumoren rommelen rommelen ook | aucha. Ärger geben rommelen omgangstaal | umgangssprachlichumg figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig rommelen omgangstaal | umgangssprachlichumg figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig knurren Magen rommelen rommelen rollen Donner rommelen rommelen