„handel“: zelfstandig naamwoord handelzelfstandig naamwoord | Substantiv subst Overview of all translations (For more details, click/tap on the translation) Handel, Handlung, Kram, Geschäft, Schwindel Handelmannelijk | Maskulinum, männlich m handel handel Handlungvrouwelijk | Femininum, weiblich f handel Geschäftonzijdig | Neutrum, sächlich n handel handel Krammannelijk | Maskulinum, männlich m handel omgangstaal | umgangssprachlichumg Schwindelmannelijk | Maskulinum, männlich m handel omgangstaal | umgangssprachlichumg handel omgangstaal | umgangssprachlichumg examples handel in Handel mit (datief, 3e naamval | Dativdat) Waren handel in handel en wandel Tunonzijdig | Neutrum, sächlich n und Treiben handel en wandel zwarte handel Schwarzhandelmannelijk | Maskulinum, männlich m zwarte handel in de handel gebruikelijk handelsüblich in de handel gebruikelijk hide examplesshow examples
„handel“: onzijdig | mannelijk handel [ˈhɛndəl]onzijdig | Neutrum, sächlich nof | oder odmannelijk | Maskulinum, männlich m <-s> Overview of all translations (For more details, click/tap on the translation) Kurbel, Hebel Kurbelvrouwelijk | Femininum, weiblich f handel handel Hebelmannelijk | Maskulinum, männlich m handel handel