„duim“: zelfstandig naamwoord duim [dœym]zelfstandig naamwoord | Substantiv subst Overview of all translations (For more details, click/tap on the translation) Daumen, Däumling, Zoll Daumenmannelijk | Maskulinum, männlich m duim duim Däumlingmannelijk | Maskulinum, männlich m eines Handschuhs duim duim Zollmannelijk | Maskulinum, männlich m Maß duim duim examples duimen draaien Däumchen drehen nichts tun, sich langweilen duimen draaien (op zijn) duim zuigen (am) Daumen lutschen (op zijn) duim zuigen uit zijn duim zuigen sich aus den Fingern saugen uit zijn duim zuigen