„deuk“: zelfstandig naamwoord deuk [døːk]zelfstandig naamwoord | Substantiv subst Overview of all translations (For more details, click/tap on the translation) Beule, Kniff, Delle, Knacks Beulevrouwelijk | Femininum, weiblich f deuk Dellevrouwelijk | Femininum, weiblich f deuk deuk Kniffmannelijk | Maskulinum, männlich m Hut deuk deuk Knacksmannelijk | Maskulinum, männlich m deuk figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig deuk figuurlijk | figurativ, in übertragenem Sinnfig