„breuk“: zelfstandig naamwoord breuk [brøːk]zelfstandig naamwoord | Substantiv subst Overview of all translations (For more details, click/tap on the translation) Bruch, Bruchzahl Bruchmannelijk | Maskulinum, männlich m breuk breuk ook | aucha. Bruchzahlvrouwelijk | Femininum, weiblich f breuk wiskunde | MathematikMATH breuk wiskunde | MathematikMATH